Het lijkt erop dat het zuilendebat in België uitdraait op een titanenstrijd. Over frauduleuze en criminele feiten die ze in dit land gebpleegd hebben (en wellicht plegen) moet een politiek-onafhankelijk gerecht zich uitspreken. Over de verantwoordelijkheid van de bewindvoerders van de zuilen ten aanzien van hun leden echter, is het gerecht niet aan zet, wel diegenen die door hun leiders “in de wind” zijn gezet. De spaarders van Arcofin, bijvoorbeeld, kunnen daarover meespreken: zij hebben niet wetens deelgenomen aan riskante financiële spelletjes, maar hun bazen zeker en vast wel!
Wat verbazing, en ook walging opwekt, is dat de bonzen van de zuilen wetens en willens de waarheid geweld aan doen. Hoe anders kunnen wij de disinformatieve en onverkwikkelijke reacties van ACW leiders verklaren in Visie van 4 april?? De beschuldigingen, die Peter Dedecker uit in zijn boek over de zuilen van de zelfbediening, interpreteren zij in onmiskenbare bewoordingen als zou dit een aanval zijn tegen de vrijwilligers van de beweging!
Niets is minder waar: Dedecker viseert niet de mensen die zich belangeloos en onbetaald inzetten, maar ongetwijfeld wel de bonzen-profiteurs die aan de touwtjes trekken. Dat deze dames en heren zichzelf in hun verdediging nog beroepen op christelijkheid tart zelfs de verbeelding van elk weldenkend mens, gelovig of ongelovig.
Dat de zuilen in België in de eerste plaats zelf(be)dienend zijn om zodoende politieke en sociale macht te consolideren (en de Belgische particratie tot staatsgodsdienst te verheffen) bleek reeds duidelijk uit studies van de jaren zeventig. Hun maatschappelijke macht is sindsdien enkel nog versmachtender geworden. De uitgebreide top van de talloze tentakelorganisaties leiden op kap van hun leden-vrijwilligers en met medewerking van de staat, waarvan ze stelselmatig gelden afromen, een luilekker leven – hoogdunkend, zichzelf rechtvaardigend en zonder genade,een leven dat sterk doet denken aan dat van totalitaire bonzen, van vadsige koningen voor wie hun onderdanen schamele pionnen zijn in hun zelfverrijkend schaakspel.
Het zijn inderdaad net die heerschappen die hun eigen vrijwilligers als schild misbruiken tegen terechte kritiek van buitenaf. Het past helemaal in het historische plaatje van de “bonzencultuur” en van harteloosheid. In hoeverre diezelfde personen de organen van het staatsapparaat misbruiken, hetzij aan de kant van “het krijgen”, hetzij aan de kant van “het beschermen” blijft een open vraag. Wellicht is het een vraag die geen antwoord kan krijgen tot de zuilen, hetzij door een Samson, een David of desnoods een Goliath, omver worden geworpen.
Grimbergen, 7 april 2014