Het Nieuwsblad bericht vandaag dat 25% van de kersverse
universiteitsstudenten rechten en psychologie de “regel van drie” niet “machtig”
zijn. Alle nikkel-opgepoetste en zelfverheerlijkende interpretaties van de PISA
scores ten spijt, blijkt – op het veld – dat het Belgisch onderwijs, zowel onderricht
als toetsing, ondermaats is. Dat bewijst althans de zogenaamde SIMON test, die
ontworpen is aan de UGent om “wiskunde kennis” te testen.

Enkele observaties lijken me gepast om de omvang van
de ondermaatsheid te duiden.

Eén. De “regel van drie” als wiskunde classificeren is
nogal met de haren getrokken. Hoe kan iemand in de huidige (kennis!-)maatschappij
doeltreffend functioneren zonder dit simpele rekentrucje? Dat geldt trouwens
ook voor doodsimpele sommetjes rond breuken, die in de test zijn opgenomen. Dit
is geen wiskunde, wel eenvoudig rekenen.

Twee. De regel-van-drie behoort tot het leerplan van
het vierde studiejaar, in de lagere school. Dat leerlingen die deze redenering
niet aangeleerd krijgen, toch in de “humaniora” terecht kunnen roept vragen op.
Dat zulke leerlingen de volgende zes jaar van de humaniora toch telkens met
vrucht voleinden, zegt veel over het lage niveau van dit secundair onderwijs. Echter,
is dat niveau blijkbaar wel voldoende om in België toch een universitaire
opleiding aan te vatten!

Drie. Allicht zullen de koorleiders van onze “liberale
democratie” aanhalen dat wiskunde niet direct, en niet alleen, zaligmakend is…
Zonder zelfs maar het symbolisch gebruik van de term wiskunde in deze context te
laken, moet men zich de vraag stellen waarin studenten, die zich de redenering
van de regel-van-drie niet kunnen eigen maken, dan wel kunnen academisch zouden
kunnen slagen?

Vier. Eén vierde van de eerstejaars rechten en
psychologie zijn vandaag blijkbaar rekenonbekwaam. Hoe vertalen we dat getal
naar de huidige generatie leerlingen en studenten in het middelbaar en hoger onderwijs?
Hoeveel percent van alle achttienjarigen kent de regel-van-drie? Hoe passen de kundeprofielen
van hogergeschoolden in de noden van een kenniseconomie? (Hopelijk, en
wellicht, is de reken-kunde van mensen die een (zelfstandig) beroep uitoefenen
van hoger niveau)

Dit is geen probleem van voorbijgaande aard. Dit is
een uitdaging voor een ganse generatie en vergt een volgehouden inspanning.
Zowel kinderen, ouders als overheid zullen hun gedrag in belangrijke mate
moeten wijzigen, indien België straks, in het zeer competitieve “global village”,
nog welvarend wil zijn.

Wie van de drie neemt het initiatief?

Grimburger, 5 februari 2015